Na zes jaar impro viel het kwartje: voor impro heb je dezelfde
basisvaardigheden nodig, als voor het voeren van een goed gesprek.
Tijdens een bijscholing over coaching zei de cursusleider dat de gecoachte persoon (benoem
de hoofdrol) zelf de oplossing moet verzinnen (waar gaat de scene over). De coach moet zijn
eigen ideeën loslaten (laat je inspireren door je medespeler), geeft de ander de kans zijn
verhaal te vervolgen (koester de stilte) en stelt vragen die bij hem opborrelen (wees eerlijk).
In een gesprek heeft soms één persoon veel het woord. Dit zie je ook bij beginnende
impro-spelers. Deze spelers krijgen dan een extra spelregel: elke speler zegt slechts één zin
per keer. De ervaring leert dat spelers hierdoor beter de essentie benoemen en zich beter
laten raken door wat de ander zegt. Bij meerdere mensen voorkom je een kakofonie, door de
mensen in twee groepen te verdelen. In vergaderingen bestaat de ene groep vaak uit één
persoon: de voorzitter. Bij ongestructereerde bijeenkomsten moeten de mensen zelf aanvoelen
bij welke groep ze horen...
|